NEnz’s Weird World

Afgelopen vrijdag moest mijn lief naar de kaakchirurg voor het verwijderen van zijn verstandskies. Nu is het voor mij ongeveer 12 jaar geleden dat mijn verstandskiezen eruit moesten, maar er kwamen al direct beelden bij mij boven: mijn moeder die mij meelokte naar het ziekenhuis onder het valse voorwendsel ‘dat ze alleen even zouden gaan kijken’, hoe ik kort daarop in een tandartsstoel lag en drie injecties in mijn mond kreeg, het groene operatielaken dat over me heen werd uitgevouwen (toen dacht ik pas écht: holy crap, dit wordt een echte operatie, zoéén uit films! Waaaaaah), de geur en smaak van metaal en hoe vier artsen hun gewicht in de strijd gooiden om mijn in vier stukjes gezaagde verstandskies uit mijn mond te krikken.

Daarna smaakte de Ben & Jerry’s wel extra lekker, kan ik je vertellen. En de pijnstillers; zakjes poeder met sinaasappelsmaak die mij deden denken aan Double Dip, trouwens ook.

Dit alles hield ik echter voor me toen mijn lief me vroeg hoe ik de ingreep had ervaren en of het pijn deed. “Och…”, zei ik luchtig, “het duurt vijf minuutjes, voel je niks van. En je krijgt hele lekkere pijnstillers.”

En zo zaten wij die vrijdag op twee van de vijf aanwezige stoeltjes in de smalle gang bij de kaakchirurg; volgens de tandarts die ons had doorverwezen “een Surinaamse man die bijna met pensioen gaat. Zijn praktijk ziet er niet uit, maar daar moet je maar niet op letten, want hij is heel goed.” Aan de muur hingen posters van Ollie B. Bommel en een krantenartikel uit 1997 over de kaakchirurg, waarin uit de doeken werd gedaan dat hij in zijn vrije tijd graag gedichten schrijft. Ik had mijn laptop meegenomen voor de zekerheid; om wat te kunnen werken terwijl mijn lief in de stoel van de kaakchirurg lag. We verwachtten binnen een half uur zeker weer buiten te staan.

Tweeënhalf uur (!) later en vijf jaar ouder liepen we de praktijk uit. Ik had in de tussentijd bijna al mijn werk voor die dag af en een innige band opgebouwd met een Marokkaanse man van toch zeker een jaar of 70, die mij in geuren en kleuren (én gebrekkig Nederlands waardoor ik de helft niet verstond of vrij invulde) had verteld dat deze bewuste kaakchirurg hem in 1975 had geholpen bij het reconstrueren van zijn kaak, waarna hij zeer doelbewust zijn rechtermouw opstroopte om mij het litteken van een wond te laten zien: “Heeft hier vleesjjj vanaf gehaald. Hier, vleesjjj, van arm. Nu mag niet meer. Nu moet van hier”, waarop hij woest tegen het gehemelte in zijn mond tikte. Ik moet zichtbaar onder de indruk zijn geweest, want hij vervolgde: “Iek was hier half negen, maar hij zeggen ‘waar is ondergebit?’. Iek was vergeten. Iek moest weer terugkomen. Kijk, iek was ondergebit vergeten.” Waarop hij middenin de wachtkamer de onderste helft van zijn kunstgebit uit zijn mond haalde en aan mij toonde. Ik moest inwendig te hard lachen om flauw te vallen of te walgen. Daarna liet hij mij nog een stuk of drie keer het litteken op zijn arm zien.

Mijn arme lief verging het ondertussen natuurlijk veel beroerder. Toen de kaakchirurg mij binnenriep omdat hij aan het afronden was, zei hij: “Normaal duurt dit vijf minuten, maar we konden er gewoon niet bij. Ik maak één keer per jaar zo’n geval mee.”. Arme lief. De kaakchirurg gaf nog wat instructies mee: “Ik schrijf een antibioticum voor. Het kan zijn dat u daar darmproblemen van krijgt.” Hij keek naar mij en riep: “Mevrouw, niet luisteren!” Hij keek weer naar mijn lief en vervolgde: “…maar dan gaat u gewoon naar Albert Heijn en koopt u kuipjes Activia. Die zouden moeten helpen.”

Mijn lief is nu nog steeds herstellende van de ingreep (zowel fysiek als mentaal). Hij kreeg niet eens die lekkere sinaasappelpijnstillers die ik me herinnerde van vroeger en hij moet binnenkort weer terug voor zijn andere verstandskies. Ik verheug me daarentegen nu al op nieuwe verhalen uit de wachtkamer…

2 Comments

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *