Category Archives: Weird Weekends

NEnz’s Weird World

summer_alvaro_dominguez copy

Drie bizarre avonturen uit Spanje:

IJs, ijs, baby!

We waren net een uur in Valencia, liepen langs het strand en zagen iemand voorbijwandelen met een ijsje. Omdat ik tegenwoordig voor De ijsfiets werk (daar kun je de allerlekkerste ijsjes eten en de allercoolste ijskar huren van Nederland, dus, mocht je binnenkort een feestje hebben…), dacht ik meteen: oooo, laat ik hier ook even de ijsjes testen! Want: op en top zomergevoel natuurlijk. Dus schuifelde ik op mijn espadrilles ik de eerste ijssalon in die ik tegenkwam, alwaar ik met handen en voeten (no hablo español) probeerde uit te leggen dat mijn vriend twee bolletjes ijs in een bákje (doe dan verdomme ook niet zo moeilijk) wilde en ik twee bolletjes ijs op een hóórntje. Met tot gevolg dat ik een ijshoorn kreeg aangereikt ter grootte van een polsstok, met twee bollen ijs ter grootte van grapefruits. I kid you not. Ik stamelde nog iets van: ‘Wow, that’s one big ice cream!’, waarop de ijsverkoopster mij glazig aankeek (no hablo Inglés). Eenmaal buiten in de brandende zon begonnen die bollen te smelten als een malle, waardoor mijn volledige rechterarm gehuld was in ijs en ik als een idioot probeerde mijn ijs weg te werken. En het ergste: het was niet eens lekker! Het smaakte naar zoet op zoet op zoet (laat dit een wijze les zijn van uw ijsprofessor: als je bij de ijssalon van die bakken met hoog opgespoten ijs ziet, is dat eigenlijk nooit écht lekker ijs, want véél opgeklopte lucht). Ondertussen liepen er natuurlijk allemaal strandgangers langs die lachend naar mij wezen (ik overwoog nog even een buiging te maken, maar was te beschaamd). Toen was ik er klaar mee. Ik heb de hele zooi zó in de prullenbak gegooid en de rest van de vakantie geen enkel Spaans ijsje meer aangeraakt. Je kunt het meisje wel (tijdelijk) uit De ijsfiets halen, maar je kunt De ijsfiets niet uit het meisje halen.

Sterven in een donutpyjama

Na twee dagen genieten van zon, zee en strand, werd ik ’s ochtends wakker terwijl ik dacht: ‘wat voelt mijn lip raar aan?’. In het donker schuifelde ik naar de badkamerspiegel, alwaar ik oog in oog stond met de blonde versie van Kylie Jenner, maar dan slecht uitgevoerd. Mijn onderlip was opgezwollen ter grootte van een schoteltje (als het nou mijn bovenlip was geweest, had dit nog een succesvolle look kunnen zijn). In paniek maakte ik vriendlief wakker: ‘Help, er is iets raars met mijn lip!’. Hij keek me aan en zei: ‘Kun je eerst even ophouden met je tong uitsteken?’. NIET wat je op zo’n moment wil horen. ‘Dit is het’, dacht ik. ‘De volgende fase is dat mijn luchtpijp wordt dichtgedrukt en ik hier sterf, in een Valenciaanse hotelkamer, met een kop als een oude Kylie Jenner in een pyjama met donutprint’. Gelukkig was het geen allergische reactie op voedsel (ik verdacht die dekselse sardientjes van de dag ervoor al), maar reageerde mijn verbrande lip raar op de hormoonzalf die ik ’s nachts gebruikte op mijn wang. Daar kwam ik achter doordat ik dus twee dagen achter elkaar met deze bizarre look wakker werd. De rest van de vakantie noemde mijn lief mij ‘Sebastiaan’, naar de krab uit De Kleine Zeemeermin.

La cucaracha

De hele vakantie lang was ik een beetje op mijn hoede en vooral ’s avonds in het donker: bang dat ik oog in oog zou komen te staan met de beruchte Spaanse cucarachas. Oftewel: kakkerlakken (brrr). Tijdens een vorige trip in Valencia liepen wij – op klaarlichte dag notabene – over de pier, toen er één vrolijk voorbij kwam wandelen met een hoedje op, schoentjes aan en een koffertje in zijn hand. Ooit heb ik mijn broertje eens in zijn arm gebeten toen ik op de vlucht was voor een kakkerlak in de tuin van ons toenmalige vakantiehuisje en hij dacht lollig te zijn door mijn vluchtroute te blokkeren (blinde paniek maakt van mij een beest). Dus liep ik ’s avonds uiterst alert rond, met mijn blik vooral strak op de grond gericht. Op de laatste avond zaten we gezellig gin-tonics te pimpelen in een hippe club, toen ik iemand die aan de bar hing, ineens woest met zijn voet op de vloer zag stampen en iets kleins in een vloeiende beweging ónder de bar zag schuiven. Ah, dat was de cucaracha.

Foto: ‘Summer’ door Alvaro Dominguez

De leukste facebook-pagina

NEnz’s Weird World

weird_world

Vlak voor de feestdagen ging ik met mijn moeder naar Düsseldorf. Dat proberen we elk jaar even te doen, om ons alvast onder te dompelen in hysterische kerstsferen, cadeautjes te kopen, glühwein te drinken, flammkuchen te eten en de slappe lach te krijgen. Dit jaar verbleven we in een heel klein hotel in het centrum van de stad, dat werd gerund door twee broers (of twee mannen die gewoon héél erg op elkaar leken, we hebben hun DNA niet gecheckt). We sliepen in een schattig Amélie-achtig zolderkamertje met kitchenette en uitzicht op een kerkje. Ganz gemütlich!

Omdat we op de dag waarop we uitcheckten nog een paar uur in de stad wilden doorbrengen, vroegen we of we onze koffers ergens in het hotel mochten stallen. Dat mocht: er was een personeelsbadkamer waar we de koffers achter konden laten (dit stuk moet je onthouden voor straks, als het spannend wordt). We kregen een cijfercode mee om aan het einde van de dag toegang te hebben tot onze bagage.

Na een dag lang rondsjouwen en veel te veel brood, cadeautjes, gepofte kastanjes en Duitse vleeswaren (dit geheel op conto van mijn moeder; die wil elk jaar naar het marktstalletje van ‘Schinken Tony’) te hebben ingeslagen, kwamen we weer terug bij het hotel. Bij binnenkomst was er een lange, smalle gang met enkel in de hoek een lederen stoeltje en een kastje met daarop een schaaltje potpourri (interieurdesign in Duitsland is nog een beetje blijven steken in de jaren ’90). Je moest de trap naar boven nemen om uit te komen bij de kamers en de personeelsbadkamer waar, zoals eerder genoemd, onze koffers stonden.

Terwijl mijn moeder boven haar koffer ging pakken, bleef ik beneden om alvast wat tasjes met boodschappen te rangschikken en te verdelen. Ik had o.a. een zojuist aangeschafte limit edition print voor aan de muur (van papier!) op de lederen stoel neergezet. Net toen ik opmerkte dat mijn moeder wat lang wegbleef, kwam er ineens een enorme plons water uit het plafond zetten, in de hoek, dwars over de beveiligingscamera heen en over het lederen stoeltje. Ik kon nog net op tijd mijn boodschappen in veiligheid brengen, maar mijn linkerarm en tas waren nat. Ik tuurde verbaasd naar boven, recht in de bewakingscamera. Het bleef nog stevig nadruppelen ook en omdat er een stroompje water over de vloer liep, moest ik de boodschappen nog een keer in veiligheid brengen. “Mam!”, riep ik naar boven. “Mam! Wat ben je aan het doen?”.

Even later kwam mijn moeder de trap af sjouwen, met haar koffer. “O, ik heb meteen even gebruik gemaakt van het personeelstoilet”, zei ze. “Ehm, ik denk dat die buiten gebruik was…”, zei ik, wijzend op het waterballet in de hoek van de hal. “Oeps.”, zei mijn moeder, terwijl ze verschrikt keek. Veel tijd om ons te schamen hadden we niet, want we hadden een trein te halen. Pas toen we even later op het station zaten te wachten, kwam bij mij de lachkick en bij mijn moeder de schaamte. “Ik zal de broers even sms-en om ze te vertellen wat er is gebeurd”, zei ze, “dat is wel zo netjes, toch?”. Ik knikte en zei: “Bovendien is op de bewakingsfilm precies terug te zien hoe ik verschrikt in de camera staar en jij even later de trap af komt, dus we zijn er sowieso gloeiend bij, moeders.”

Gelukkig zijn we niet verbannen uit Düsseldorf: “Schönen Dank!“, sms-ten de hoteleigenaren terug. Pfew…

nenznet fb2

NEnz’s Weird World

Drie bizarre maar waargebeurde verhalen:

Hond in schaapskleren

Een hele trits familie op bezoek bij mijn ouders, in de tuin. Oom P. speelt met Boetje, de wit-met-bruin gevlekte chihuahua van mijn broertje en schoonzus. Ze hebben het zo gezellig samen; ze lijken wel een duo. Dan roept Tante M. naar binnen: “Snel, geef mijn telefoon! Ik wil een foto maken van P. Hij heeft hetzelfde aan als de hond!”. En ja hoor: een wit T-shirt en khakikleurige korte broek. Vervolgens poseren ze samen als waren ze Samson & Gert.

We hadden hier nooit aan moeten beginnen

Een regenachtige dag vorige week. Ik lig voor pampus op de bank. Vriendlief oppert dat dit dan misschien een goed moment is om onze oude panterprintbank, die al tweeënhalf jaar boven staat, het huis uit te slepen en naar het aanbiedstation (de Kringloop) te brengen (hij heeft altijd een slecht gevoel voor timing gehad). Ik verzet me eerst in alle toonaarden, maar stem dan toch in. Dan is dat ding maar weg.
We stropen onze mouwen op en beginnen aan deel 1 van onze helletocht: de bank de trap af zien te krijgen. Mind you: onze trap loopt in een bocht. Het is een wonder dat niemand dit keer een zenuwinzinking krijgt (dat was namelijk wel het geval toen we ‘m jaren geleden naar boven trachtten te brengen) of gewond raakt (idem). We weten zelfs de muur wit te houden. Als we beneden komen, blijkt de hal echter toch wat smaller dan we dachten, waardoor we die eerst half moeten verbouwen voordat we de bank erdoorheen kunnen loodsen. Daarna komt het ding klem te zitten in de deurpost, waardoor ‘ie weer terug naar binnen moet en op hele ingewikkelde manieren gedraaid moet worden zodat ‘ie er toch doorheen past. In de tussentijd zie ik kalk afbrokkelen van de muur en diverse bruine strepen ontstaan op plekken waar de poten de muur hebben geraakt. Dit is het moment waarop ik heel hard mijn best moet doen om niet heel hard te roepen: “WE HADDEN HIER NOOIT AAN MOETEN BEGINNEN!”. Maar lieve lezer, wacht even, het wordt nog erger.
We komen buiten, in de stromende regen en besluiten de bank maar gewoon over de grond te slepen. Dat is het snelste en hij gaat toch weg. Als we aankomen bij mijn auto, moet ik eerst alle banken naar beneden klappen en verscheidene boodschappentassen en gevarendriehoeken uit mijn auto gooien. Met onze laatste krachten, tillen we de bank op om ‘m in mijn auto te laten glijden…. om vervolgens tot de ontdekking te komen dat hij nog een halve meter uitsteekt. En dus niet in mijn auto blijkt te passen. In de verste verte niet. Daar staan we, in de stromende regen, met een oude, vervuilde bank waar zand en modder aan kleeft. Er zit niks anders op: hij moet weer terug naar binnen. Weer terug naar boven is geen optie, want daarvoor is de bank te vies. Hij moet dus in de hal blijven staan, waar hij zowel de wc-deur als de voordeur blokkeert. “Ik bel grofvuil wel, die komen ‘m vast wel ophalen’, opper ik nog optimistisch. Even later krijg ik bericht van de gemeente: ‘Geachte mevrouw, op 20 augustus komen wij uw grofvuil ophalen.’ We hadden hier nooit, nóóit aan moeten beginnen.

Soul Sisters

Mijn verjaardag valt meestal precies in het weekend van het North Sea Jazz Festival en die breng ik dan ook daar door. Mijn ouders komen op zaterdagochtend toch eventjes langs, samen met mijn oma, om me alvast in de bloemetjes te zetten voor mijn verjaardag. De schatten. We hebben het natuurlijk vooral over het North Sea Jazz Festival en net als ze weer willen vertrekken, staan we nog even te praten in de hal. Ik vertel over de hysterische T-shirts met foto van Lady Gaga en Tony Bennett, die ik de avond ervoor heb gezien in de merchandise stand op het festival.

Mijn moeder: “Maar ze kregen wel goede kritieken! En ze kan ook wel echt zingen, zo blijkt. Dat had ik niet verwacht. Ze leek me zo iemand van meer show dan muzikaliteit. Zoals die ene zangeres uit dat trio, hoe heet ze ook alweer?”.

Mijn vader kopt meteen in: “The Staple Singers?”.

Mijn moeder: “Nee.”

Mijn vader: “The Pointer Sisters?”

Nu doet mijn – 80-jarige, dat moet ik erbij zeggen – oma ook een duit in het zakje: “The Andrews Sisters?*”

Mijn moeder: “Beyoncé. Die bedoel ik!”

(*het zou kunnen dat je die even moet Googlen, zo oud zijn ze)

Foto via Bando

NEnz’s Weird World

Stiekem vind ik het altijd heel leuk om klusjesmannen over de vloer te hebben. Die lui hebben namelijk de grappigste en meest ongemakkelijke verhalen/anekdotes/vragen/conversaties.

Wu-Tang

Deze week kwamen er bij mij twee glaszetters over de vloer. Terwijl ze hun koffie dronken, wees één van hen naar de platenspeler:
Klusjesman 1: “Gebruik je dat ding ook?”.
Mijn vriend: “Ja, continu!”.
Klusjesman 1: “Ik heb thuis een jukebox, dusse…”.
Ik: “Vervang je dan ook weleens de singletjes die erin zitten?”.
Klusjesman 1: “Nee, nooit. Ik moet ze wel schoonmaken.”
Klusjesman 2: “Ja, dat is nu weer helemaal terug hè, dat vinyl. Ook in de house scene.”
Mijn vriend: “Ja, mensen grijpen echt weer terug naar platen.”
Klusjesman 2: “Ik weet nog dat je van die platenzaken had zitten in Utrecht, die ene daar en die andere daar… bij die heb ik toen nog een plaat van Wu-Tang Clan gekocht. Ik zei: ik móet die plaat hebben!”
Mijn vriend: “Wu-Tang! Wat vet!”
Ik: “Cool!”
Klusjesman 1: “Daar heb ik nog nooit van gehoord.”
Mijn vriend: “Wu-Tang Clan komt binnenkort in Tivoli Vredenburg hè?”
Klusjesman 2: “Oké, hee, dat moet ik even checken.”
Het is even stil, Klusjesman 1 krabt even op zijn hoofd en verkondigt dan enthousiast: “Binnenkort hebbie ook in het park een leuk feestje. Allemaal jaren ’60 muziek draaien ze daar.”
Mijn vriend, klusjesman 2 en ik zijn even sprakeloos en zeggen vervolgens alledrie met een nét iets te hoge stem: “O… leuk!”

Kinderschoentjes

Mijn schoonzusje – een sneakerhead met schoenmaat 36 – ontving een klusjesman die even boven moest kijken. “Moeten we stil zijn voor de kinderen?” fluisterde hij. Mijn schoonzus, verbaasd: “Kinderen? Er zijn hier geen kinderen hoor!”. De klusjesman: “Maar al die kleine schoentjes in de hal dan?”.

NEnz’s Weird World

Een tijdje geleden wilde ik mijn schoonzusje wat vertellen. Over een grote beslissing die ik had genomen. Ik appte haar: “Zus, ik moet je nog wat vertellen!”, maar realiseerde me toen dat ze op dat moment net op weg was naar de sportschool, waar ze lesgeeft. “Het komt wel na je les, ik app je dan nog wel even” stuurde ik haar. Nu heb ik er een bloedhekel aan als mensen mij appen/sms-en/mailen dat-ze-me-nog-wat-moeten-vertellen. Want om de een of andere reden denk je altijd dat er stront aan de knikker is. En nu deed ik het dus ook. Yep, busted. Guilty as charged.

Mijn schoonzusje was in een pesterige bui en stuurde terug: “Je bent toch niet zwanger hè? :p”, omdat we er beiden een bloedhekel aan hebben als mensen ons vragen of je zwanger bent of een overenthousiaste baarmoeder hebt. Omdat mijn broertje inmiddels een kleintje heeft – het allerschattigste schepsel in de geschiedenis van de mensheid en mijn absolute partner in crime – gaan ze er haast vanzelfsprekend vanuit dat mijn eierstokken dan automatisch ook een ongeduldige cha-cha-cha doen. Tureluurs word ik van die vragen. Baas in eigen baarmoeder, goddammit!

Omdat ik haar terug wilde pakken, stuurde ik aan mijn schoonzusje terug, bij wijze van grap: “HOE WEET JE DAT?!” Ik voegde er nog aan toe: “Heeft Jus het al verteld?” (Jus is mijn geliefde) En toen? Toen was ik eerlijk gezegd helemaal vergeten dat ik middenin een WhatsApp gesprek zat omdat ik werd afgeleid doordat ons eten werd bezorgd.

Een paar uur later lagen mijn lief en ik languit op de bank tv te kijken (de enige gepaste bezigheid nadat je eten hebt laten bezorgen), toen plotseling de deur wijd openzwaaide en daar schoonzus stond, in een baken van sneeuw, licht en zweet (dat zweet kwam deels van de sportschool, deels omdat ze niet wist hoe snel ze zich naar ons toe moest haasten). “IS HET ECHT WAAR?!”, riep ze hysterisch uit, met tranen in haar ogen. “ZIJN JULLIE ZWANGER?!!!” Vriendlief en ik keken elkaar verbaasd aan en er klonk het gekraak van krekels. “Ehhh…”, zei ik, “…o ja, ik was vergeten te zeggen dat het een grap was.” Schoonzus barstte uit in een: “oooooooh dat is echt gemeen!!! Ik had iedereen op de sportschool al verteld dat jullie zwanger waren! Ik dacht dat het echt was!”.

Hieruit, lieve lezers, kunnen wij een aantal lessen trekken: 1. houd nooit je (schoon)zus voor de gek met babynieuws, want dat is niet goed voor haar zenuwstelsel (ik heb haar om moeten kopen met talloze zelfgemaakte marshmallows om de familieband weer goed te krijgen), 2. laat je niet afleiden door afhaaleten. En 3. vraag iemand nooit – nóóit – wanneer ze aan kinderen gaat beginnen.

Daar heeft Halina Reijn trouwens ook nog wat wijze woorden over te zeggen.

Foto door Toyokazu Nagano

NEnz’s Weird World

Afgelopen maandag was de herdenking van de slachtoffers van vlucht MH17. Mijn familie was erbij en ik vroeg daarna aan mijn vader hoe hij het had beleefd. Dat ging zo:

Mijn vader: “Máxima en de koning liepen gewoon in dezelfde ruimte! Je kon ze aanraken! Ik heb ook Marco Borsato nog een hand gegeven, op het toilet.”

Ik: “OP HET TOILET?!!”

Mijn vader: “Ja, daar kwam ik hem tegen. Ik zei: goed gezongen, maar ik vond het nummer van Douwe Bob mooier.”

Ik: “Wacht even, je zei tegen Marco Borsato – op het toilet – dat je het nummer van Douwe Bob mooier vond?!”

Mijn vader: “Ja, dat zei ik.”

Ik (beschaamd): “Hoe reageerde hij?”

Mijn vader: “Hij lachte beleefd. Ja, hij heeft er toch niks tegenin te brengen.”

Dat is nou mijn vader.

 

NEnz’s Weird World

Joehoe, daar ben ik weer! Vers van het strand van Valencia. En ook daar heb ik mij geen moment verveeld met het in ogenschouw nemen van bevreemdende situaties…

Mijn lief is gek op gin. Hij ontdekte het drankje twee jaar geleden in Valencia, in de bar van ons hotel om precies te zijn. Nu, twee jaar later, zijn we weer terug op die plek en blijkt heel Valencia gek op gin: je struikelt erover in supermarkten, delicatessenzaken hebben enorme displays ingericht vol benodigdheden om thuis de perfecte gin-tonic te maken en veel restaurants (zelfs strandtenten!) hebben een drankenkaart vol obscure en verrassende ginsoorten.

Zo ook het leuke strandtentje ‘Atuaire‘, gelegen naast ons hotel (steigerhouten meubelen, zeegroen geverfde muren, wapperende gordijnen en een tiental Egyptische lampen aan het plafond; ik word daar heel blij van). Daar staat nu zelfs een krijtbordje voor de ingang met daarop de trotse aankondiging: ’47 gins’.

Omdat ik net uit een vliegtuig was komen rollen en nog aan het bijkomen was van het pure geluk dat mijn koffer heel – wat zeg ik; überhaupt – was aangekomen (dat is nou mijn vliegangst: zo’n zielig uit elkaar gevallen koffertje aantreffen op de bagageband met daar achteraan al mijn onderbroeken en de beschamende extra rol wc-papier die ik altijd meeneem omdat ze je in hotels maar zo weinig geven… ja toch?) bestelde ik een saaie ijsthee om mijn zenuwen te bedaren. Vriendlief zag de blauwe zee, de wuivende palmen en het bord met ’47 gins’ en ging right for de gin met de meest obscure naam: ‘Monkey 47’.

Terwijl wij wachtten op onze bestelling en wat praatten en wat wegdroomden bij het zicht op de blauwe zee en palmbomen, zag ik de serveerster vanuit mijn ooghoek een soort uitklaptafeltje zonder blad naast onze loungestoelen plaatsen. Ik registreerde dit even met een bevreemdende blik en bedacht dat het misschien een accessoire zou zijn voor een muzikant die zou komen optreden ofzo. Maar toen kwam de serveerster weer terug, ditmaal met een dienblad vol spullen uit een scheikundelokaal een een apothekersfles met kurk waarop het paarse label ‘Monkey 47’ prijkte. Toen viel bij mij de peso. Ze zette het dienblad voor onze neus op het uitklaptafeltje (aha-moment) en begon met veel omhaal haar ‘act’ van het samenstellen van een gin. Vanaf een meter hoogte goot zij de tonic langs een extreem lange, gedraaide lepel naar beneden in een glas ter grootte van een kinderhoofdje. Er kwam nog net geen vuurspuwen aan te pas. Ondertussen keek de hele strandtent geboeid toe.
Vriendlief keek alsof hij door het zand kon zakken. Hij was net die meneer in een chique restaurant die een fles van de duurste wijn had besteld en daarmee in de spotlight werd gezet door obers met stijf linnen om hun arm gedrapeerd. Alleen zaten we hier in een strandtent, in korte broek, met zand onder onze teenslippers.

Op de ochtend van ons vertrek uit Valencia, hadden we nog wat tijd te doden. We besloten een wandeling door het buurtje achter ons hotel te maken. We slenterden wat door de straatjes, keken geboeid naar de oude pandjes en de graffiti-tags tot ik richting vriendlief schreeuwde: “niet kijken!!!”. Ja, dames en heren, daar, in het zonovergoten, beeldige Valencia met haar wuivende palmen en stralend blauwe zee – de allerlaatste beelden van onze trip die we in ons opnamen – zag ik een dode hond liggen.

Tijdens onze terugvlucht deed de purser aan boord van het vliegtuig mij denken aan deze blogpost over Happymakers. Terwijl we opstegen, praatte zij ons bij door de intercom: “In dit vliegtuig bevinden zich twee toiletten. Mocht u gebruik willen maken van het toilet voorin het vliegtuig, dan vragen wij u om te wachten ter hoogte van de eerste rij. De mensen op die rij zijn speciaal geselecteerd om een gezellig praatje met u te maken…” We stegen op onder keihard gelach.

NEnz’s Weird World

Appels zo groot als kinderhoofdjes

Sinds kort woon ik in een stad waar we ook een dorpskern hebben. Nu ben ik geboren en getogen in een stad waar je een kanon kon afschieten omdat er nooit een zier te beleven was, dus ik vind dat helemaal leuk: de kerkklokken die luiden, de markt op dinsdag en de eindeloze hoeveelheid plattelandswinkels waar je pompoenen, verse boerenkool en kersen kunt kopen. Ik was vrijdagochtend vroeg net de slaapkamerramen aan het openzetten, toen ik buiten één van de boeren uit de buurt hoorde praten met mijn buren. Hij kwam fruit verkopen aan de deur. Ik kon mijn geluk niet op: fruit aan de deur, hoe dorps! Ik vloog naar beneden toen de boer bij mij aanbelde. “Heb je fruit nodig? Ik heb appels, mandarijnen, sinaasappels en peren. Een euro per kilo”, zei hij. Ik riep hysterisch naar vriendlief, die op dat moment net zijn morning fix zat te gebruiken van een zéér sterke espresso en een rondje iPad: “Wat voor fruit zullen we nemen?”. Met de gebruikelijke ochtend-donderwolk boven zijn hoofd antwoordde hij bits: “Ik. Kan. Nu. Niet. Beslis jij maar.”. En zo gebeurde het dat ik maarliefst 12 (!) kilo appels en mandarijnen kocht. Want dat soort dingen moet je nooit aan mij overlaten.

Wat daaraan vooraf ging: ik keerde enthousiast terug bij de boer, riep: “Appels en mandarijnen graag! Van elk een kilootje.” De boer antwoordde: “Nee, maar dat kan niet; het gaat per twaalf kilo.” Ik stond met mijn mond vol tanden en durfde eigenlijk niet meer te protesteren (handige eigenschap, NEnz!) toen de boer zei: “Zal ik anders een kistje met een mix maken?”. Ik kon nog net twaalf euro bij elkaar sprokkelen uit mijn portemonnee.

En toen zaten we dus met een gigantische kist vol fruit. Ik ben het hele weekend bezig geweest om het uit te delen aan iedereen die op mijn pad kwam en heb volop verse appelsap staan persen en appelcake staan bakken. Beetje jammer alleen dat de appels zo groot zijn als kinderhoofdjes, dus dat je er slechts twee nodig hebt voor een rijk gevulde appelcake. Maar we gaan door. Tot we erbij neervallen.

Doorboord

Onderweg naar mijn schoonzusje om wat klapstoeltjes (en een tas vol appels en mandarijnen… zucht) te brengen dacht ik al: wat zit mijn beha raar. Ik vermoedde eerst dat ik misschien wat kruimels in mijn decolleté had gemorst, want het prikte een beetje (ja mensen: ik ben zo iemand met kruimels in haar beha). Maar ja: je zit in de auto, dan kun je niet uitgebreid checken wat er aan de hand is op boobhoogte. Ik reed net weg bij mijn schoonzusje en vervolgde mijn weg in de richting van het winkelcentrum, toen het ineens voelde of ik doorboord werd door een stuk ijzer. Met een oog op de weg en één hand in mijn decolleté (ik moest wel!), voelde ik dat de beugel van mijn beha door de stof heen was geschoten en keihard in mijn borstkas zat te prikken. Auw! Maar ik reed net op een doorgaande weg zonder bermen of vluchtstroken (het had me ergens wel komisch geleken als ik daar had gestaan terwijl er net een agent zou komen vragen wat er aan de hand was – zie je daar maar eens uit te redden!) dus ik kon niks anders doen dan een beetje onderuit zakken met mijn lijf, stoppen met ademhalen en ter plekke vijf kilo afvallen om te voorkomen dat het stuk ijzerdraad nog dieper in mijn lijf zou prikken. Zo gauw als ik kon, ben ik omgekeerd en terug naar huis gereden, naar boven gerend en heb ik mezelf bevrijd van mijn martelwerktuig. Toen ik daarna mijn verhaal naar mijn moeder typte in een Whatsapp-bericht, was ze zich doodgeschrokken. “Wil je nóóit meer de woorden ‘doorboord’ en ‘auto’ in hetzelfde bericht zetten?!” stuurde ze boos terug. Oeps…

Diesel

Zondagochtend ging ik – net als de rest van Nederland – even langs bij Oma (met – je raadt het al – een stuk appelcake). We praatten over de gebruikelijke onderwerpen; nagellak, recepten uit de Margriet en de laatste buurtroddels. Op een gegeven moment kwamen we aan bij het onderwerp familieleden (dat kan goed of slecht voor ze aflopen – meestal slecht). Mijn oma: “Je weet toch dat J. een hond heeft hè?” Ik: “Nee oma, daar wist ik niks van. Heeft ze die al lang?”. Oma: “Nou, met de Kerst had ze hem in ieder geval al. Het is een zwarte hond en hij heet Diesel. Ze heeft hem uit het asiel gehaald. Hij scheen daar te zitten omdat hij niet goed met kinderen om kon gaan. Enfin: met Kerst zaten we aan het diner bij mijn zus, toen D. (het kleine neefje van J., degene met de hond) ineens ‘Auw!’ riep. Hij zei dat Diesel hem in zijn been had gebeten. En hij loog niet hoor, want ik zat ernaast! Ik had het dus allemaal zien gebeuren. Nou, wil je geloven dat ik vanochtend de Margriet opensla en dit zie…” – Oma pakt de bewuste Margriet en toont mij een opengeslagen pagina. Ik kijk naar een Instagram-dagboek van Jelle Brandt Corstius. Oma wijst met haar vinger naar één van de Instagram-foto’s waarop, zo staat te lezen in het onderschrift, Jelle Brandt Corstius de hond van een regisseur waarmee hij samenwerkt heeft gefotografeerd. Het is een zwarte hond en hij heet Diesel. Mijn oma roept nu op opgewonden toon: “Dat is dus die hond die J. nu heeft! Ik heb meteen mijn zus gebeld en haar erop gewezen. Misschien kunnen ze achter die regisseur aangaan en zo meer over de achtergrond van de hond te weten komen! Over waarom hij bijt enzo.”. Haar ogen zijn zo groot als schoteltjes. “Maar oma…” probeer ik voorzichtig, “dit kan toch nooit de hond van J. zijn, dit is de hond van een regisseur? Het staat erbij!”. Maar mijn oma is even vastberaden als Peter R. de Vries als hij iets op het spoor is en vervolgt: “Ja, maar dit schrijven ze toch ver vooruit? Het is een zwarte hond en hij heet Diesel! Welke hond heet er nou Diesel?”.

Ik heb mijn oma nog even uitgelegd dat mijn schoonzusje eerder die week vertelde over de kat van een vriendin-van-een-vriendin die ook zwart-met-wit is en óók Noodles heet (dus net als die van mij), maar ze was zo vol van haar ontdekking, dat ik haar grote geluk niet wilde verstoren. En bovendien: met Peter R. de Vries ga je ook niet in discussie.

NEnz’s Weird World

Op een drukke zaterdagmiddag sta ik bij de visboer te wachten tot mijn bestelling klaar is. Achter me komt een man de winkel binnen. Als het meisje achter de kassa vraagt wat hij wil hebben, zegt hij: “Kibbeling graag.” Het meisje vraagt: “Wat voor saus wilt u daarbij?”. Achter me hoor ik de man antwoorden: “Ravioli”. De zaak valt stil en het meisje kijkt uitdrukkingsloos in de richting van de man: “…” . Die daarop zegt: “Raviolisaus”. Op dat moment hoor ik mijn adem ontsnappen en mijn buikspieren samentrekken van een naderende lachstuip. Het meisje: “Ravigotte bedoelt u?”. De man: “O, eh ja.” De hele winkel blijft stil en de minuten tikken tergend langzaam weg terwijl een andere verkoopster mijn bestelling inpakt. Ik durf mijn lief niet aan te kijken en ook niet te kijken naar de ravioliman. ‘Vlug, denk aan iets zieligs, denkaanietszieligs!!!!!’ spreek ik mezelf vermanend toe. Mijn lief, die donders goed in de gaten heeft dat als het nog iets langer gaat duren, ik een hoge kreet à la een gillende keukenmeid zal uitstoten, probeert me af te leiden door te zeggen: “Het wordt komende week koud weer hè?”. Als mij het tasje met mijn bestelling wordt overhandigd over de toonbank, racen we richting de uitgang om buiten, voor de deur, in lachen uit te barsten.

Ik was dit weekend met mijn moeder op de kerstmarkt in Düsseldorf. We proberen elk jaar te gaan om kerstinkopen te doen, ons te laven aan de mooi versierde etalages (ja vooral die kitscherige met bewegende knuffelberen die de was uit hangen, schaatsen en in pannen met nep-gluhwein roeren) en lekker hysterisch Duits glühwein te drinken in de kou, met iets van een dampend hete Flammküchen erbij (of iets anders waar je direct dichtslibbende aderen van krijgt: ons dieptepunt bereikten we ooit toen we een soort van aardappelpuree gevormde bal met een gefrituurde korst en een vulling van gehakt aten. De genadeklap kwam in de vorm van een vage currysaus met uien die erbij werd geserveerd). Dan moet je je overigens wel een weg zien te banen langs kramen waar rookwolken met currywurst-aroma uit opstijgen en heel veel mensen die zo’n dikke glibberende worst staan weg te happen. Elk jaar roepen we aan het begin van de kerstmarkt tegen elkaar: “Jakkes, currywurst”, om aan het eind van de dag te zeggen: “Eigenlijk ziet het er toch wel lekker uit…”. Elk jaar gaan we ook naar dezelfde kraam met gepofte kastanjes, “want”, zo zegt mijn moeder dan, “die man haalt die kastanjes met van die grote handschoenen uit het vuur om te checken of ze goed gepoft zijn. Dat vind ik zo leuk.” Na even zoeken hebben we hem gevonden. We bestellen de grootste tüte en mijn moeder betaalt de verkoper, die in het Duits mompelt dat hij ons daar elk jaar ziet. Vervolgens buigt hij richting het oor van mijn moeder en fluistert haar iets toe. Het lijkt wel alsof hij haar wil versieren. Als ik haar even later vraag wat de kastanjeverkoper haar vertelde, zegt ze: “Hij gaf me een tip voor de Imbiss met de beste currywurst. Zien wij eruit alsof wij op zoek zijn naar currywurst?!”.

NEnz’s Weird World

Afgelopen vrijdag moest mijn lief naar de kaakchirurg voor het verwijderen van zijn verstandskies. Nu is het voor mij ongeveer 12 jaar geleden dat mijn verstandskiezen eruit moesten, maar er kwamen al direct beelden bij mij boven: mijn moeder die mij meelokte naar het ziekenhuis onder het valse voorwendsel ‘dat ze alleen even zouden gaan kijken’, hoe ik kort daarop in een tandartsstoel lag en drie injecties in mijn mond kreeg, het groene operatielaken dat over me heen werd uitgevouwen (toen dacht ik pas écht: holy crap, dit wordt een echte operatie, zoéén uit films! Waaaaaah), de geur en smaak van metaal en hoe vier artsen hun gewicht in de strijd gooiden om mijn in vier stukjes gezaagde verstandskies uit mijn mond te krikken.

Daarna smaakte de Ben & Jerry’s wel extra lekker, kan ik je vertellen. En de pijnstillers; zakjes poeder met sinaasappelsmaak die mij deden denken aan Double Dip, trouwens ook.

Dit alles hield ik echter voor me toen mijn lief me vroeg hoe ik de ingreep had ervaren en of het pijn deed. “Och…”, zei ik luchtig, “het duurt vijf minuutjes, voel je niks van. En je krijgt hele lekkere pijnstillers.”

En zo zaten wij die vrijdag op twee van de vijf aanwezige stoeltjes in de smalle gang bij de kaakchirurg; volgens de tandarts die ons had doorverwezen “een Surinaamse man die bijna met pensioen gaat. Zijn praktijk ziet er niet uit, maar daar moet je maar niet op letten, want hij is heel goed.” Aan de muur hingen posters van Ollie B. Bommel en een krantenartikel uit 1997 over de kaakchirurg, waarin uit de doeken werd gedaan dat hij in zijn vrije tijd graag gedichten schrijft. Ik had mijn laptop meegenomen voor de zekerheid; om wat te kunnen werken terwijl mijn lief in de stoel van de kaakchirurg lag. We verwachtten binnen een half uur zeker weer buiten te staan.

Tweeënhalf uur (!) later en vijf jaar ouder liepen we de praktijk uit. Ik had in de tussentijd bijna al mijn werk voor die dag af en een innige band opgebouwd met een Marokkaanse man van toch zeker een jaar of 70, die mij in geuren en kleuren (én gebrekkig Nederlands waardoor ik de helft niet verstond of vrij invulde) had verteld dat deze bewuste kaakchirurg hem in 1975 had geholpen bij het reconstrueren van zijn kaak, waarna hij zeer doelbewust zijn rechtermouw opstroopte om mij het litteken van een wond te laten zien: “Heeft hier vleesjjj vanaf gehaald. Hier, vleesjjj, van arm. Nu mag niet meer. Nu moet van hier”, waarop hij woest tegen het gehemelte in zijn mond tikte. Ik moet zichtbaar onder de indruk zijn geweest, want hij vervolgde: “Iek was hier half negen, maar hij zeggen ‘waar is ondergebit?’. Iek was vergeten. Iek moest weer terugkomen. Kijk, iek was ondergebit vergeten.” Waarop hij middenin de wachtkamer de onderste helft van zijn kunstgebit uit zijn mond haalde en aan mij toonde. Ik moest inwendig te hard lachen om flauw te vallen of te walgen. Daarna liet hij mij nog een stuk of drie keer het litteken op zijn arm zien.

Mijn arme lief verging het ondertussen natuurlijk veel beroerder. Toen de kaakchirurg mij binnenriep omdat hij aan het afronden was, zei hij: “Normaal duurt dit vijf minuten, maar we konden er gewoon niet bij. Ik maak één keer per jaar zo’n geval mee.”. Arme lief. De kaakchirurg gaf nog wat instructies mee: “Ik schrijf een antibioticum voor. Het kan zijn dat u daar darmproblemen van krijgt.” Hij keek naar mij en riep: “Mevrouw, niet luisteren!” Hij keek weer naar mijn lief en vervolgde: “…maar dan gaat u gewoon naar Albert Heijn en koopt u kuipjes Activia. Die zouden moeten helpen.”

Mijn lief is nu nog steeds herstellende van de ingreep (zowel fysiek als mentaal). Hij kreeg niet eens die lekkere sinaasappelpijnstillers die ik me herinnerde van vroeger en hij moet binnenkort weer terug voor zijn andere verstandskies. Ik verheug me daarentegen nu al op nieuwe verhalen uit de wachtkamer…